Een drietal herenleden waagde zich vandaag onder prima loopomstandigheden samen met 8500 andere deelnemers aan de marathon van Amsterdam. Klaas de Boer, Peter Modderman en Bert Vaatstra eindigden hun wedstrijd na ongeveer drie en een half uur. Het is Aad van der Drift niet gegeven deze marathon te lopen. Hoewel voor de 3e keer hiervoor aangemeld, diende hij zich door lichamelijke ongemakken opnieuw te beperken tot de halve marathon. Voor meer informatie zie de uitslagenpagina.

Langs de Amsterdamse grachten                                  door Peter Modderman

Het pierement voor de ingang van de sporthallen Zuid speelde dat het een lust was. Het draaiorgel paste geheel bij de sfeer die elke deelnemer en ook toeschouwer opsnoof bij het betreden van het gebied rondom de sporthallen en het Olympisch Stadion. Zo’n twee uur voor aanvang van de wedstrijd zorgden de deelnemers al voor een wemelende massa op het terrein van het stadion. Ook in de sporthallen, waar de startnummers in enveloppen klaarlagen en waar meer en minder serieuze belangstellenden over de beursvloer schoven, was het al gezellig druk. Ik heb het over de 32e ING Amsterdam marathon.

Dat kon ik uit eigen waarneming opmaken, want deze keer was ik eens lekker vroeg van huis vertrokken. Eigenlijk van het huis van Martin en Marloes in Zwolle. Groningen ligt net iets te ver van Amsterdam om daar met de trein ruim voor de start (half elf) te arriveren. Laat staan Ulrum. Vanuit Zwolle reed op de vroege zondagmorgen wél een (bijna leeg) treinstel naar Amersfoort, waardoor ik om halfnegen op het station Amsterdam-Zuid kon aankomen. Hetgeen geschiedde. Aad had me verteld dat de treinverlaters nog een kilometer lange wandeling naar het Olympisch stadion zouden moeten maken. Geheel onbekend met de omgeving volgde ik vanaf het station een eenzame wandelaar in trainingspak en met sporttas. Deze man zou vast een deelnemer van de marathon zijn, zo veronderstelde ik. Deze veronderstelling was juist, want ik haalde hem later tijdens de marathon in. Uiteraard had hij zich – net als ik - ontdaan van trainingspak en sporttas.

Dat was overigens nog niet eenvoudig. Wilde taferelen speelden zich af op het stadionplein, toen de deelnemers hun tassen wilden afgeven en de speaker aankondigde dat over 5 minuten de toegang tot het stadion – en dus tot de start – zou worden gesloten. Bert Vaatstra, die ‘k even eerder bij de sporthal ontmoette, en ik behoorden ook tot de eerst geduldig en later steeds minder geduldige personen die hun plunje graag (door militairen) bewaakt wilden achterlaten. Omdat de militairen en de vrijwilligers achter de tafels (in de ogen van de lopers) niet vlot werkten, haalde ik mijn rugnummer maar van mijn rug (of liever, liet ik het nummer door een vrouwelijke deelneemster van mijn rug halen), speldde het nummer op mijn tas en gooide mijn met een startnummer getooide tas over de tafel in de stalling. Dat hebben meer deelnemers gedaan, gelet op de vele lopers die ik zonder rugnummer aan mij voorbij zag gaan. In het begin ging ik ze voorbij en later (in de laatste 12 kilometers) passeerden ze mij. Daarover later meer.

Uiteindelijk kwam ik in het stadion, waarin 8500 deelnemers hun startvak opzochten en het publiek op de tribunes naar het vermaak keek. Het leedvermaak zou later komen, zo wisten de toeschouwers. Na een halve ronde in het stadion kwam ik in het roze startvak aan. (Noot, die kleur is niet door mij uitgekozen). Vlak voor me stond de boog gespannen. Maar enkele minuten voor de start besefte ik dat dat de finishboog was. De boog, die de start aangaf, stond zo’n 300 meter verder op. Lekker. Het betekende, dat ik pas na bijna 2 minuten over de streep kwam, toen het schot werd gelost. En daarna ging het nog niet zoals ik wilde, want op de Stadionweg aangekomen was er sprake van filevorming als gevolg van hinderlijk dichtbij elkaar gezette dranghekken. Maar even later kon ik voluit lopen toen asfalt en tramrails geheel voor de lopers waren. Via de Hobbemakade kwamen we op de Stadhouderskade, langs de gracht en het Rijksmuseum en doken meteen het Vondelpark in. Het beroemde Vondelpark, nu compleet met gele herfstbladeren. Erg fraai om te lopen. Na het 5 km-punt kwamen we weer langs het stadion, weer over de Stadionweg, maar zakten daarna naar het zuiden, totdat we bij de Amstel aankwamen. Het lopen ging nog steeds volgens plan. Misschien kan worden gediscussieerd over mijn loopstijl, maar ik kon aardig goed mijn tempo bepalen. Tussen de 4.30 en 4.40 per kilometer. Bij de splitsing van de Amsteldijk en De Bocht stond een fraaie molen. Daar moesten we rechtsaf, een keerpunt tegemoet en keken in de snufferds van vele atleten, die dit stukje al hadden gelopen. Stukje? Zeker zo’n 1 ½ km keerpunt. Klaas de Boer herkende me, groette me en draaide de Amsteldijk weer op. Ik moest het lange stuk nog lopen. Maar ook daaraan kwam een eind en in een lang lint liepen we verder langs de Amsteldijk, richting Ouderkerk a/d Amstel. De koplopers, Kenianen uiteraard, maar ook onze Kamiel, hadden toen de Amsteldijk aan de overkant al weer zo’n beetje verlaten. De helikopter gaf aan waar ze, verscholen achter het riet, zo’n beetje liepen.

De brug over de Amstel was het keerpunt. Daar veel toeschouwers die ons luid aanmoedigden. Het halve marathon-punt naderde snel en nog steeds in een lekkere cadans passeerde ik dit meetpunt. Ook het 25 km-punt ging probleemloos voorbij, maar op dat moment vroeg een aantal spieren aan mij of zij dat tot het eind wel vol zouden kunnen houden. “Jawel, dat kunnen jullie best” probeerde ik ze op te vrolijken. Het hielp niet, want ze begonnen steeds meer te morren en te trekken. Toch wist ik mijn snelheid van 4.40, 4.45 vast te houden, maar na 30 kilometer was het gebeurd. De snelheid was er volkomen uit. Ik moest gaandeweg zo’n minuut per kilometer inleveren. “Daar gaat mijn doelstelling” (3.20), dacht ik (kon ik nog denken). Sterker nog, ik heb op de Stadhouderskade nog een stukje gewandeld. Keek ik af van een groot aantal lopers bij mij in de buurt, die er zo maar mee ophielden. Lekker, moet ik ook kunnen. Mijn gedachten slaan nu een flink stuk tijd over. Daar word ik liever niet aan herinnerd. Ik denk niet graag terug aan de lijdensweg langs de Singelgracht met al die brugbeklimmingen en – afdalingen, die zo hinderlijk hamerden op de bovenbenen. Ook herinner ik me liever niet hoe ik in het Vondelpark een bekertje aanpakte, stil bleef staan en ervoer hoe prettig het is om daar een tijdje te blijven rondhangen. Dat deed ik toch maar niet, maar een (veel te lange) wandeling volgde wel. Hoe dan ook, van het wandelen in het Vondelpark kreeg ik op den duur tabak en zodoende zette ik weer aan tot een afsluiting van de Amsterdam marathon in stijl. Met uiterste krachtsinspanning (wat deden die bovenbenen zeer) kwam ik de arena (oh nee, stadion) binnen en zag dat met nog een halve ronde te gaan de klok op 3.28 en een beetje stond. Moet kunnen, dacht ik en zette aan voor een verwoestende eindsprint. Het resultaat: met opgeheven armen over de streep, tijd 3.29.45, verwoeste bovenbenen en minutenlang uithijgen, met de armen rustend op een dranghek. Er was nog net een plekje vrij. Daarna slofte ik naar de geliefde medaille, een plastic omhulsel om je tegen de kou te beschermen en meer dan genoeg drinken en fruit. En wat waren die vrijwilligers allemaal aardig!

Op het bankje, waar je je chip uit de veters kon peuteren, nam ik met genoegen plaats in de prettige wetenschap dat ik mijn eigen chip droeg. Nog even wat napraten met medestrijders (au, oef, kraak, enz.) en na het omkleden in de sporthal maakte ik me op voor een kilometer lange (uit)loop naar het station Zuid. Hoewel de trein die mij naar Amersfoort bracht, lang was, zat ie propvol. Allemaal mensen met grote koffers, afkomstig van Schiphol. Een staanplaats, meer zat (stond) er voor mij niet in. Ergens kreeg een medesta(a)nder medelijden met me en wees me op het ene vrije klapstoeltje dat in het aangrenzende halletje van de trein nog omhoog geklapt stond. Dankbaar sleepte ik me naar deze zitplaats. Vanaf Amersfoort trof me een beter lot. Daar kon ik aan een geïnteresseerde dame tegenover mij mijn Amsterdam-marathon-ei kwijt. Kon haar vertellen hoe mooi deze marathon is. Indrukwekkend waren het fraaie parcours, de grote (internationale) deelname, de uitstekende organisatie (veel goed verzorgde voedselposten), de grote belangstelling van het publiek en de uiterst prettige sfeer.

Een aanrader!

Peter Modderman