16-urecht-070409.jpgNa een verplichte tweejaarlijkse pauze waagde ik me op paasmaandag weer aan een marathon. Sinds ik in juli 2005 te horen kreeg dat ik prostaatkanker heb, volgde een lijdzaam proces van ziekenhuisbezoeken en 5 operaties. Vorig jaar liep ik bijna het hele jaar met een katheter en dat had zijn weerslag op de conditie. Regelmatige aanvallen van blaaskrampen (vooral tijdens het lopen), steeds terugkerende blaasontsteking en diverse katheterlekkages waren niet echt inspirerend om vooral ver te hardlopen. Het lopen van een halve marathon was het absolute maximum.

Maar de ziekenhuisoperatie in december 2006 heeft aan die ellende een einde gebracht. Alhoewel er nog wel enige onzekerheid is over het verloop van de agressieve prostaatkanker, heeft het aanbrengen van een kunstmatige uitgang mij verlost van het gehannes met slangen uit m’n lichaam en de daarbij behorende ongemakken. In de plaats daarvan draag ik nu een paar zakjes, waar ik tijdens het hardlopen heel goed mee om kan gaan. Zo goed zelfs dat ik na de succesvolle halve marathon van Haren begin maart oordeelde dat ik weer toe was aan een marathon. Welke? Graag een grote voorjaarsmarathon. Rotterdam had ik al twee keer gehad. Dus kwam ik bij Utrecht t(e)recht, op Tweede Paasdag.
07-urecht-070409.jpg Overmoedig? Misschien, want ik had me nauwelijks voorbereid. Maar het vrije gevoel voerde de overhand. Ooldrik Modderman (geen familie) van Groningen Atletiek attendeerde me via de mail op de mogelijkheid om per bus naar Utrecht te rijden. Dat gaf de doorslag en zodoende schreef ik me in voor de Fortis Utrecht marathon.

In opgewekte stemming reed ik naar het terrein van de Gasunie, waar de busreizigers het exclusieve recht hadden om daar hun auto te parkeren. Ik trof daar een aantal bekende gezichten aan, w.o. Theo Grömmel (organisator van de Nacht van Groningen en de Plantsoenloop), Egbert Takens (collega van Aad van der Drift) en Kees Bijmolt (Gonny’s broer). De bus was afkomstig van Rijschool De Oosterpoort. De eigenaar daarvan (Peter Reilman) is een verwoed hardloper en bedacht dat de bus ook voor hardloopactiviteiten kan dienen. Daarom stelde hij de bus voor het eerst beschikbaar aan zijn eigen atletiekvereniging, die zo’n 40 mensen optrommelde om naar Utrecht te gaan. En ik mocht ook mee!

Op één punt had ik mijn twijfels. De vertrektijd was bepaald op 7.00 uur. Met de wetenschap dat de aanvangstijd van de marathon 10.30 uur was en dat we onze startnummers nog moesten afhalen uit de jaarbeurs, konden we ons geen vertragingen veroorloven. Hetgeen gelukkig ook niet gebeurde. Er was zelfs nog even tijd voor een plaspauze bij Nunspeet. Maar de zenuwen van de inzittenden begonnen op te spelen, toen de bus niet de juiste parkeerplaats bereikte. De bus manoeuvreerde zich moeizaam door een sluisje dat toegang gaf op een alternatieve en immens grote parkeerplaats achter de jaarbeurshallen, waarop de bus van de Oosterpoort eenzaam, maar ook opvallend een plaats kon innemen (zie foto). Over reclame gesproken!

Er resteerde nog een dik half uur toen we onze startnummers kregen en konden opspelden. Een heerlijk zonnetje begeleidde ons naar het startvak, waar de lopers in opperste stemming wachtten op het startschot. “Jaarbeurs wenst u veel succes” stond met koeienletters op de aanvoerroute naar de Beatrixhal. Na de knal om 10.30 uur stoof het gezelschap van ruim 1000 veelkleurige hardlopers over het jaarbeursplein om vervolgens een rondje van vijf kilometers te maken door de binnenstad van Utrecht. Helaas niet door de oude binnenstand en langs de domtoren, hoewel de folder en de medaille uitbundig van dat bouwwerk getuigen. Nee, in de plaats daarvan liepen we aan de “stille” kant van de jaarbeurs door een minder mooi gedeelte van Utrecht.

28-urecht-070409.jpg De passage van een nostalgisch bruggetje (zie foto) onderbrak de monotone structuur van brede asfaltwegen en tramlijnen. Na zo’n 9 kilometer doemde de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal op. Voor de lopers was een breed weggedeelte van de brug gereserveerd. Het Utrecht binnenkomend autoverkeer mocht de andere helft van de ds.Martin Luther Kinglaan innemen. Het betekende meteen een flinke file. Van de auto’s wel te verstaan. De lopers echter konden de brug ongestoord beklimmen en vervolgens afdalen. Daarna volgde de lange, maar o zo mooie weg langs de Ouden Rijn, een lange rechte vaart naar De Meern. In dat plaatsje keerden de lopers, om vervolgens in tegengestelde richting aan de overkant van het water een rondje door De Meern te maken. Daarna keerden ze weer terug naar het water. In Harmelen werd dit ritueel herhaald, dus eerst kilometers lang langs de vaart en aan de andere kant terug. Het rondje Harmelen was echter een stevige ronde van zo’n 7 kilometer. Maar in het centrum werden de lopers aangemoedigd door een grote menigte toeschouwers en een enthousiaste speaker. Hij kondigde vanaf kilometerpunt 29 de terugweg aan, die met de wind in de rug bij de een moeilijk en bij de ander een opluchting was.

De weg langs de vaart betekende zo’n 7 a 8 kilometer lang uitkijken naar de symbolische finish. De brug over het Amsterdam Rijnkanaal moest weer worden beklommen en daarna sleepten de deelnemers zich voort om de resterende 3 kilometers te voltooien. De verlossende finish was op het jaarbeursterrein gesitueerd.

Hoe ik de marathon heb ervaren? Zwaar en mooi. Ik ging weg met het doel om binnen 4.00 uur te finishen. Voor het finishen was ik niet bang, gezien de ervaringen tijdens de enkele lange duurloop die ik in de maand maart had afgewerkt. Maar hoe zou ik zo’n lange afstand in wedstrijdniveau doorstaan? De eerste stappen gingen goed. Na 2 kilometer – het eerste bordje had ik gemist – merkte ik dat ik een snelheid van 4.40 per kilometer had aangenomen. Een prettige snelheid. Dat zou ik lang kunnen volhouden, zo oordeelde ik optimistisch. En dat was ook zo. Na zo’n 12 kilometer, langs het water bij De Meern hoorde ik opeens mijn naam. Aan de andere kant van het water zag ik drie gele Artemis-hemden. Tiny, Gerrie en Maria liepen daar uiterst kwiek in een grote groep lopers. In Harmelen, bij het 23 kilometerpunt was het opeens gebeurd met de controle over m’n snelheid. De benen gingen zwaar en ik ervoer de tegenwind als een kwelling. Af en toe doemde het idee “uitstappen” op, maar ik heb er geen moment gevolg aan gegeven. En eenmaal op weg terug, bij het 30 km-punt kreeg ik weer een ritme te pakken. Weliswaar liepen de tijden naar 5.00 per kilometer, maar ik had er vertrouwen in dat ik dat tot aan de finish zou kunnen volhouden. Aftellen dus, maar wat ging dat tergend langzaam. De laatste kilometer door de stad Utrecht waren dan ook niet om aan te zien. Het is een groot wonder dat Laurens Stiekema, staande op een brug, me niet heeft zien passeren, want zo soepel ging het niet meer.
Maar de verlossing bij de jaarbeurs was nabij. De weg er naar toe was omzoomd door toeschouwers en dankzij de aanmoedigingen kon ik bij de laatste 200 meters nog even sprintend op de finish af gaan. Daarna mocht ik eindelijk uitblazen. Het vochtverlies werd (deels) gecompenseerd door de inhoud van een flesje AA-drink, maar ik miste toch een beetje de uitgebreide proviandering die je normaal ziet bij grote stadsmarathons.

22-urecht-070409.jpgTot mijn verrassing finishte ik ruim binnen 3.30. Dat had ik niet durven dromen. Maar het was geen bedrog. Dus stemde deze hernieuwde kennismaking met de marathon mij zeer tevreden, te meer daar ik van de omgeving kon genieten. Ik heb dan ook nog regelmatig onderweg foto’s gemaakt.

Daarna kon ik in alle rust, temidden van de gemoedelijke deelnemers van Groningen Atletiek – die overigens ook uitstekend hadden gepresteerd op de marathon en de halve marathon – genieten van een kopje koffie en een versnapering.
Het nuttigen van versnaperingen werd uitbundig voortgezet in de bus, waar de organisatoren de vermoeide deelnemers voorzagen van kaas, worst, snoep en een drankje.
Ik heb de reis dan ook als comfortabel, gezellig en dientengevolge bijzonder prettig ervaren!

Peter Modderman